Kegels tekenen

Als je Kegel selecteert, verschijnen volgende tekenmethodes in de Methodebalk.

In een niet-isometrisch aanzicht stel je de kegelhoogte in via het dialoogvenster ‘Bepaal kegelhoogte’ dat bij de eerste muisklik verschijnt. In een isometrisch aanzicht bepaal je de kegelhoogte door middel van een muisklik of door deze waarde in te geven in de Coördinatenbalk. Zie Standaardaanzichten voor meer informatie over de verschillende aanzichten.

Na het creëren van een kegel kan je deze op verschillende manieren bewerken.

Gebruik het gereedschap Vervorm object om de straal of de hoogte rechtstreeks in de tekening aan te passen (zie Geëxtrudeerde objecten en primitieve volumes vervormen).

Je kan deze waarden ook manueel wijzigen via het Infopalet.

De conversieresolutie pas je aan via de parameter Conversieresolutie 3D bij de Vectorworksvoorkeuren (zie Voorkeuren Vectorworks: Categorie 3D). Hiermee bepaal je het aantal segmenten dat gebruikt wordt om de kegel weer te geven bij bepaalde rendermethodes.

Kegel d.m.v. straal en hoogte

Methode	Gereedschap	Gereedschappenset
D.m.v. straal en hoogte	Kegel	3D Modelleren

Om een kegel te creëren door de straal en hoogte met de muis te bepalen:

Zet de tekening in een isometrisch 3D-aanzicht. Activeer vervolgens het gereedschap en de methode.

Klik in de tekening om het middelpunt van het kegelgrondvlak te bepalen.

Verplaats de aanwijzer naar de gewenste lengte en klik om de straal van het kegelgrondvlak te bepalen. Je kan deze waarde ook ingeven in de Coördinatenbalk.

Verplaats de aanwijzer omhoog en klik om de hoogte te bepalen. Je kan deze waarde ook ingeven in de Coördinatenbalk.

 

Kegel d.m.v. straal en toppunt

Methode	Gereedschap	Gereedschappenset
D.m.v. straal en toppunt	Kegel	3D Modelleren

Om een kegel te creëren door de straal en het toppunt met de muis te bepalen:

Als je het toppunt van de kegel wilt plaatsen aan de hand van een grijppunt, activeer je de restricties Grijp naar object en Grijppunten in het restrictiepalet (zie Grijpfuncties van de Intelligente aanwijzer instellen).

Zet de tekening in een isometrisch 3D-aanzicht. Activeer vervolgens het gereedschap en de methode.

Klik in de tekening om het middelpunt van het kegelgrondvlak te bepalen.

Verplaats de aanwijzer naar de gewenste lengte en klik om de straal van het kegelgrondvlak te bepalen. Je kan deze waarde ook ingeven in de Coördinatenbalk.

Verplaats de aanwijzer naar de gewenste hoogte en positie ten opzichte van het actieve vlak of grijp naar een bestaand 3D-punt. Een voorvertoningsobject verschijnt in de tekening. Klik om de kegel te creëren.